Leestijd: 11 minuten
Bijzondere Zwemoefeningen, Duiken en Watersprongen

Het boekje Bijzondere Zwemoefeningen, Duiken en Watersprongen, geschreven door Ch.B. Disse dateert uit 1912. Op de voorzijde is de uitgeverij J.P. van de Ven doorgehaald en vervangen door J. Vlieger uit Amsterdam. De prijs is veranderd van 60 cent in 35 cent. Het is No. 53 van de Bibliotheek voor Sport en Spel.

Een woord vooraf

De schrijver beklaagt zich over het geringe aantal zweminrichtingen in ons land, niet in de laatste plaats door het uitblijven van afdoende steun van de overheid. Ter vergelijking dient Nieuw-Zeeland, waar een plaatsje van 12.000 inwoners evenveel flinke zweminrichtingen heeft als Rotterdam.

In Engeland wordt het zwemmen ook serieuzer beschouwd. Er is daar de Royal Life Saving Society, die de koning tot haar beschermheer heeft en de Prins van Wales tot haar voorzitter heeft.

In ons land is er wel enig particulier initiatief maar het zijn de hooge regering en stedelijke besturen, die geroepen zijn, het lichamelijk en geestelijk welzijn van de jeugd en het volk te behartigen.

Is er één tak der huidige sport die zo in het bijzonder de eigenschap heeft om, naast een aantrekkelijke ontspanning, de lichamelijke gezondheid en levensopgewektheid van de beoefenaar te bevorderen als het zwemmen, gezwegen van het humane beginsel dat zij tevens bevat, om het grote verlies van mensenlevens door verdrinken, zoveel mogelijk te beperken?

Dankzij de onvermoeide inzet van zwembond en zwemclubs zijn er in de laatste jaren veel activiteiten ontwikkeld. Om deze activiteiten een steuntje in de rug te geven, hebben wij een poging gewaagd ook een steentje bij te dragen, om in dit boekje enige bijzondere zwemoefeningen, het duiken en de voornaamste watersprongen in woord en beeld te brengen.

De schrijver besluit met de wens:

Dat ook deze uitgave gunstig zal ontvangen worden en moge bijdragen tot een grotere ontwikkeling de zwemsport.

De zwemmer

Diegene die alleen een tijdje kan voortbewegen zonder te zinken, kan geen geoefend zwemmer worden genoemd. Die naam komt slechts toe aan hem, die aan de volgende eisen kan voldoen:

  1. Voldoende geoefendheid om minstens een half uur achtereen op de borst te kunnen zwemmen
  2. Te kunnen zwemmen op verschillende wijze, als:
    • Op de borst (borstslag)
    • Op den rug (rugslag)
    • Op linker- (rechter-)zijde (zijslag)
    • Met hondenslag
    • Met matrozenslag
    • Alleen door behulp der armen, waarbij de benen in gestrekte houding in rust blijven
    • Alleen door behulp der benen, waarbij de armen in rust blijven (voor de borst gekruist of wel voorwaarts gestrekt
    • Met beide benen en één arm
    • Met beide armen en één been
  3. Zich in alle mogelijke houdingen aan de oppervlakte van het water te kunnen houden en zich ook in verschillende ongewone houdingen voort te bewegen
  4. De voornaamste watersprongen kunnen uitvoeren zonder gevaar voor lichamelijke kwetsuren
  5. Een zodanige geoefendheid in het duiken, dat men onder water een beduidende afstand kan afleggen, en bepaalde punten onder water weet te  bereiken
  6. Geheel gekleed geruime tijd kunnen drijven en een flinke afstand zwemmende afleggen
  7. Kleinere en grotere voorwerpen, zowel van de oppervlakte als van de bodem, uit het water naar den wal brengen, zonder hulp van anderen.

Alleen hij die aan bovengenoemde eisen beantwoordt en bovendien daarbij de nodige correctheid in houdingen en bewegingen kan aantonen, mag zich tot geoefende, of eerste-klas zwemmers rekenen. Dit is ook van belang als je je wenst te bekwamen in de zogenaamde kunstsprongen tot kunstzwemmer. Voor de meest elementaire zwemoefeningen verwijzen wij naar een vroeger verschenen door ons uitgegeven werkje Hoe leert men zwemmen.

Het zwemmen met hondenslag

Het nabootsen van de bewegingen van het lopen van een hond bestaat dus hieruit, dat men de armen, dicht aan het niveau van het water, zover mogelijk vooruit brengende, deze een weinig gebogen, beurtelings naar achteren, dus naar het lichaam, heen en weer beweegt. Bijna dezelfde beweging voert men daarbij met de benen uit.

Zwemmen alleen door behulp der armen

Zwemmen alleen met de armen is problematisch, omdat het lastig is om goed horizontaal te blijven liggen.

Zwemmen alleen door hulp de benen

Dit is wat gemakkelijker dan alleen met de armen. De toe te passen bewegingen komen overeen met het straks te behandelen watertrappen. 

Zwemmen met beide armen en één been

De armen voeren de gewone bewegingen uit, terwijl met één been de hondenslag wordt gezwommen en het andere been gestrekt wordt gehouden.

Zwemmen met beide beenen en één arm

Hierbij zijn de bewegingen van het gewoon zwemmen weer in toepassing te brengen, alleen één van de armen laat men werkloos. Deze wijze van zwemmen zal toegepast moeten worden bij het in het water meevoeren van een of ander voorwerp waartoe dan de vrij gehouden arm beschikbaar is.

Zwemmen op den rug

Zwemmen op de rug is gemakkelijker dan zwemmen op de borst. Beginnelingen proberen van angst voor zinken hun hoofd zover mogelijk boven water te houden en dit is juist verkeerd, want hoe dieper het achterhoofd onder water ligt, hoe groter het drijfvermogen wordt en hoe gemakkelijker het is om adem te halen. Om kalm en geregeld in- en uit te ademen in de genoemde houding van het lichaam berust het

Drijven,

waarbij het lichaam als een dode op het water ligt en door de golven of beweging van het water wordt voortgedreven. Er is dus weinig krachtsinspanning vereist; het is reeds voldoende, om met de armen te roeiende beweging te maken. Voor een snellere beweging zijn uiteraard de benen voor een gezamenlijke arbeid vereist.

Zwemmen op één zijde

Bij deze wijze van zwemmen ligt het lichaam op één zijde te water. De benen bewegen hetzelfde als bij de borstslag, maar de armen kunnen door de schuine ligging niet even ver boven het hoofd worden gebracht en terwijl de onderste arm zich nu na iedere slag weer gewoon buigt, komt de bovenste echter gestrekt naar het lichaam terug. Ook bij de

Matrozenslag

blijven weliswaar de benen gelijk aan die van de borstslag, maar iedere beweging van de benen gaat echter slechts samen met de zwemslag van één van de armen. Beurtelings strekken zich de armen hierbij zo vèr mogelijk naar voren uit en komen onder het gelijktijdig uitslaan van de benen, daarbij een halve cirkel beschrijvende, weer naar het lichaam terug, terwijl tegelijkertijd de andere arm weer in voorwaatse richting uitgestrekt worden.

Watertrappen

Bij het watertrappen houdt het lichaam zich in verticale op dezelfde plaats in het water op, zodat minstens het hoofd nog boven water uitsteekt. Je bereikt dit door òf door de gewone beenbewegingen bij de borstslag toe te passen òf door met de benen afwisselend op en neer te trappen. Ook de handen kunnen daarbij behulpzaam zijn, door een waaiervormige beweging te maken onder water.

Het duiken

Het duiken vereist veel training om voldoende uithoudingsvermogen te creëren. Daarbij is een zo groot mogelijke longcapaciteit belangrijk. Door training kan de hoeveelheid ingeademde lucht verhogen. Ook de musculatuur van hals, borst en buikstreek is bij het duiken betrokken en de ontwikkeling van deze spieren moet een doel bij de training zijn.

Het duiken kan verschillende doelen hebben:

  • Een bepaalde afstand zwemmende onder water afleggen
  • Een zekere tijd onzichtbaar onder water te blijven
  • Een voorwerp van de bodem halen
  • Onder een versperring door zwemmen, bijvoorbeeld een boot

Je kunt uit verschillende standen en houdingen in het water duiken. De meest geëigende is die uit de gewone stand, waarbij men recht op staat met aaneen gesloten hielen en de armen langs de oren omhoog gestrekt zijn. Afhankelijk van het doel dat aan het duiken is verbonden, zal men het lichaam een daaraan geëigende houding doen aannemen.

Het oriënteren onder water geschiedt niet geheel op het gevoel, maar ook door het gezicht. Daarom moeten de ogen onder water niet gesloten worden. Het duiken is niet gemakkelijk en vereist een langdurige beoefening om daarin de nodige bedrevenheid te verkrijgen.

De watersprongen

De watersprongen worden in twee groepen verdeeld:

  • In sprongen waarbij men met het hoofd vooruit
  • In sprongen waarmee men het eerst in het water komt.

Beide sprongen kunnen zowel van de wal als van springtoestellen, zowel zonder als met aanloop geschieden. Uit de grote verscheidenheid van watersprongen zullen we hier slechts de voornaamste behandelen, bij voorkeur vooral die, welke weer de grondslag voor andere kunnen vormen.

Sprong uit den spreidstand,

bij welke de voeten het eerst het water bereiken. De benen staan ca. 4 dm achter elkaar. Met de vóór geplaatste voet geef je een krachtige afstoot, terwijl het achterste been vlug bij het voorste wordt aangesloten. Met gesloten benen en de armen langs het lichaam gestrekt gaat men in loodrechte richting in het water.

De sprong uit den spreidstand.
De kopsprong

De voeten worden aan de rand van de afsprongplek geplaatst. De armen worden gestrekt langs de oren omhoog met de handpalmen tegen elkaar. Na een kleine buiging van de romp, zet men af van met de voeten, met het hoofd voorover in het water.

De kopsprong
Bij den kopsprong uit den zijdelingschen stand

Nu plaatst men zich met de linker of rechter zijde naar het water gekeerd, met de linker of rechter arm langs het hoofd omhoog gestrekt, de andere arm langs het lichaam hangende. Na de zijdelingse buiging van het bovenlijf volgt de afstoot met met de voeten met gestrekte benen. Na enige geoefendheid in het springen uit de bovengenoemde standen, kan de zwemmer beginnen met

De kopsprong uit den zijdelingschen stand.
De sprong met aanloop

Duiken met aanloop is lastiger dan uit stand, omdat het evenwicht van het lichaam bijnhet springen onzekerder wordt. De snelheid en afstand moet daarom langzaam worden opgevoerd.

De sprong van toestellen

Voor sprongen met aanloop worden meestal springtoestellen gebruikt, waaronder de spring- of veerplank. Dit verhoogt de resultaten van het springen. Ook hier wordt aanloop en afstand langzaam vergroot, om uiteindelijk te komen tot de zweefsprong met aanloop, waarbij de armen gestrekt omhoog en ook wel zijwaarts geheven kunnen worden.

De sprong van toestellen

Als deze sprong gemakkelijk gemaakt wordt, kan hij ook spoedig kunnen overgaan tot de zogenaamde

Salto mortale

Deze sprong is gemakkelijker van de springplank dan van de wal uit te voeren. Op de afbeelding is te zien dat men op de rand van de plank gaat staan. Uit deze stand wordt na een diepe kniebuiging, met een krachtige afstoot van beide voeten opgesprongen, men laat direct het lichaam met het hoofd voorover eenmaal om zijn breedte-as draaien en tracht men in loodrechte houding in het water te schieten.

Salto mortale

Moeilijker wordt de salto met aanloop, maar gemakkelijker is weer aan te leren de

Salto mortale rugwaarts,

Deze sprong berust vooral op durf en behendigheid. Wij bedoelen hier de rugwaartse salto uit stand. Deze sprong met aanloop behoort namelijk tot de moeilijkste oefeningen.

Salto mortale rugwaarts

Voor het uitvoeren van de volgende sprongen, die zowel uit stand als met aanloop kunnen geschieden, maakt men gebruik van een zogenaamde barrière of barre. Tot de gemakkelijkste behoort de

Barrièresprong

Men plaatst zich op ongeveer armlengte achter het toestel, zo, dat wanneer men dit heeft vastgegrepen, de armen flauw gebogen zijn. Het lichaam moet nu over het toestel gewipt worden, waartoe een krachtige opsprong wordt gemaakt, gelijktijdig de armen strekt tot steun en men door een afstotende beweging met de handen, over het toestel heen in het water schiet.

Barrièresprong

Deze barrièresprong kan als de vooroefening beschouwd worden van den

Snoek- of tijgersprong

Het doel van de oefening is, om na een flinke aanloop en krachtige afstoot, zonder het toestel aan te raken, in duikhouding te water te komen. Een andere oefening aan de barrière is de

Overslag door den hoog- of handenstand

De basis van deze watersprong is de zogenaamde hoog- of handenstand, een bij turners zeer bekende oefening aan de barren. Onmiddellijk na de opsprong tot hoogstand, behoeft men slechts met een veerkrachtige afstoot met de handen, de barre los te laten om door overslag in loodrechte houding, met de benen omlaag, in het water schiet.

Overslag door den hoog- of handenstand

Uit hoogstand vindt de overslag zonder een voorafgaande zwaai plaats en nu geheel afhankelijk is van het veerkrachtig afstoten van de barre.

De barrièresprong uit den hoog- of handenstand
De barrièresprong uit den hoog- of handenstand

Voor hen die volkomen vertrouwd geraakt zijn met het uitvoeren van de voorgaande sprongen, door en vooral uit den hoogstand, zal het niet moeilijk vallen bovengenoemde sprong te leren.

Voorbeeld van de lange Spaanschen slag

Eenvoudige beschrijving van den Spaanschen slag

De Spaansche slag is een zwemwijze die bij enige geoefendheid een aanzienlijk groter gemak van bewegen in het water geeft en waarmee men bovendien een aanzienlijke grotere snelheid bereikt dan met de schoolslag. De beenbeweging is bij de Spaanschen slag hetzelfde als bij de school- of kikkerslag, die van de armen is echter geheel verschillend.

Men begint met de rechterhand zo ver mogelijk naar voren te brengen, houdt de vingers tegen elkaar en buigt de handpalm iets naar buiten, zodat arm en hand enigszins een lepel vormen, haalt de gestrekten arm krachtig bijna loodrecht door het water, draait, achter gekomen de pols terug en brengt de arm over het water weer naar voren. Hetzelfde doet men met de andere arm, maar begint daarmee de slag, als men de rechterarm achter uit het water haalt, om hem naar voren te brengen en zo telkens om en om. In dezelfde tijd dat men de rechter- en de linkerarm doorhaalt, maakt men éénmaal de kikkerbeweging met de benen.

Slechts oefening baart kunst, als men het dus na ééns proberen nog niet kan, geve men de moed niet op, maar blijve volharden.