Dit artikel is ook (in verkorte versie) gepubliceerd het het waterpolomagazine ManMeer van december 2022
Terwijl de KNZB ervan overtuigd is dat bondscoach Ivo Trumbiç zijn contract in 1981 met vier jaar zal verlengen, kondigt hij geheel onverwachts zijn vertrek aan. De verwarring is groot; het is een enorme blamage. De zwembond krijgt de onmogelijke taak te zoeken naar een gelijkwaardige vervanger. In de Hongaarse oud-international Dénes Pócsik wordt uiteindelijk een geschikte opvolger gevonden. Maar hem contracteren blijkt nog helemaal niet eenvoudig. Een reconstructie van een turbulente tijd én een uitgebreide terugblik op vier jaar Pócsik, een tijd met hoge pieken en diepe dalen.
Het tijdperk Trumbiç
In 1973 wordt de Joegoslavische oud-international Ivo Trumbiç, in zijn vaderland liefkozend Trumba genoemd, aangetrokken als nieuwe bondscoach voor het Nederlandse herenzevental. Met Trumbiç beleeft het Nederlandse herenwaterpolo een hoge vlucht, met natuurlijk als absolute hoogtepunt een bronzen medaille op de Olympische Spelen van 1976 in Montreal. De enige andere keer dat een dergelijk resultaat wordt bereikt is op de Spelen van 1948 in Londen. Tijdens de Olympische Spelen van 1980 in Moskou lukt het onze mannen niet om dit kunstje te herhalen, maar ze behalen nog altijd een mooie zesde plaats.
Plotseling vertrek
De KNZB wil Trumbiç nog zeker vier jaar aan zich verbinden: “Na de Olympische Spelen zijn we tot een mondelinge overeenkomst gekomen met Ivo”, verklaart KNZB-voorzitter Klaas van de Pol in De Zwemkroniek van 16 januari 1981. “Deze is weliswaar nog niet met handtekeningen bekrachtigd, maar werd van onze kant beschouwd als een gentleman’s agreement.” Trumbiç lijkt inmiddels andere plannen te hebben. Het ANP ontdekt door een bericht in een Joegoslavische krant, dat hij de nieuwe trainer-coach wordt van Dubrovnik. Deze club uit zijn geboorteland heeft een hoger salaris geboden dan de KNZB. Maar dit blijkt niet de enige reden te zijn van het vertrek van Trumbiç.
In principe zou hij bijtekenen, maar waarom ging het dan toch mis? In een interview met redacteur Jos van Kuijeren, een week later gepubliceerd in De Zwemkroniek, vertelt Trumbiç’ vrouw Seka over de laatste dagen van 1980: “We hebben slechte feestdagen gehad. De onzekerheid omdat de zaken niet rond kwamen. Toen kwam het aanbod van Dubrovnik. Waterpolo is Ivo’s beroep. Mensen die dachten dat het om een spelletje ging hadden het mis. Bovendien is Ivo iemand, die een eens gegeven woord gestand wil blijven. Dubrovnik hield woord wat betreft hun aanbiedingen. Men is daar helemaal dol dat Ivo komt.”
In een interview De Volkskrant van 12 januari 1981 verklaart Trumbiç zelf waarom hij tot zijn besluit is gekomen: “Ik vind dat ik te weinig beloond ben voor het werk dat ik doe en gedaan heb. Ik ben het daarom niet eens met de manier waarop men mij ten aanzien van een nieuw contract benaderd heeft. Zeven jaar is niet zeven dagen en natuurlijk laat ik in Nederland een stuk van mijn leven, maar ik vind dat ik gewoon meer recht op waardering had.” Een slepende zaak over wie ƒ 200,- voor een pensioenpremie moet betalen blijkt ook een belangrijke aanleiding te zijn geweest voor zijn vertrek.
Grote verwarring bij KNZB
Volgens eigen zeggen heeft de KNZB heeft dit totaal niet zien aankomen. “Bij een gesprek vóór Moskou bleek dat de verlangens bij een contractverlenging van de zijde van Trumbiç marginaal waren”; verklaart bondsdirecteur Wim den Boer, die namens de KNZB de contractbesprekingen met Trumbiç voert in De Zwemkroniek. “Het waren geen dingen waarover beide partijen het niet eens zouden worden. Aan beide kanten was er de geruststelling die duidde op doorgaan.”
Op 18 december 1980 heeft de KNZB de zaak rond, maar aan de kant van Trumbiç blijkt de zaak helemaal niet rond te zijn. Op 7 januari 1981 verrast hij de zwembond op onaangename wijze met een telefonisch contract uit Dubrovnik. Den Boer: “Uiteraard krijgt een instituut als een Bond dan de Zwarte Piet toegespeeld, maar wat ik Ivo ernstig kwalijk neem is dat hij op de 18e december op geen enkele wijze kenbaar heeft gemaakt, dat hij datgene wat besproken is zou afwegen en er later op zou terugkomen. Op diezelfde dag heb ik het kantoor gevraagd het contract met de aangebrachte verfijningen uit te tikken. Het was een kwestie van een net papiertje en een handtekening. Dat Trumbiç later stelde te weinig beloond te worden vind ik niet meer een marginale zaak. Hij kon een alleszins redelijke beloning krijgen binnen het raam van de mogelijkheden van een in zulke zaken gesubsidieerde sportbond in Nederland.”
In een commentaar is Jos van Kuijeren bijzonder kritisch over het optreden van de KNZB: “Een fikse groep spelers wilde graag verder op de ingeslagen weg om Nederland bij pakweg de beste acht landen van de wereld te laten horen. En dan vertrekt de topcoach, ofwel de KNZB laat hem vertrekken.” Van Kuijeren vervolgt: “Hoe er onderhandeld is en wat er is gebeurd is nu niet meer aan de orde. Staan blijft het feit dat de afronding van het contract een half jaar in beslag genomen heeft. Te veel bestuursinstanties waren te langdurig betrokken bij het beslissen. Beslissingen kwamen vaak niet aan de orde door overvolle agenda’s of absentie van verantwoordelijke mensen.” En tot besluit: “De KNZB heeft de topsport in eigen kring in de kou laten staan door de langdurigheid die schijnt te horen bij de amateur-bonds-beslissingen.”
Waardig afscheid
De KNZB houdt de eer aan zichzelf en organiseert op zaterdag 28 februari 1981 in Zeist een afscheidsreceptie voor Trumbiç. Uit handen van voorzitter Klaas van de Pol ontvangt hij de Gouden KNZB-medaille. In zijn begeleidende toespraak memoreert Van de Pol de onvergetelijke inbreng van Trumbiç in het Nederlandse waterpolo en geeft hij nogmaals aan dat hij zijn vertrek betreurt. In Zeist zijn zo’n 200 mensen aanwezig om de vertrekkende bondscoach de hand te drukken. Trumbiç is volgens een bericht in Het Vrije Volk van 2 maart 1981 zichtbaar geëmotioneerd: “Ik heb mijn werk hier altijd met hart en ziel gedaan. Ik ga, maar er blijven genoeg krachten over. Iedereen hartelijk bedankt.” Op 5 maart keert Trumbiç terug naar zijn vaderland.
Naast fantastische resultaten op waterpologebied laat Trumbiç nog een andere mooie erfenis achter: het in 1980 van zijn hand verschenen boek en standaardwerk Waterpolo wordt zelfs vandaag de dag nog veel gebruikt.
Moeizame zoektocht
De Zwembond staat met lege handen. Trumbiç is per direct vertrokken, waardoor de waterpoloselectie zonder trainer verder moet. Er wordt dan ook naarstig gezocht naar een opvolger. Voorzitter Jan Nieland van de KNZB-waterpolocommissie heeft al snel drie kandidaten gepolst: De Spanjaard Jozef Braco en de Hongaren Kolmar Marcovic en Dénes Pócsik. De nationale selectie is reeds ingelicht en gaat akkoord met elk van de drie kandidaten. Het Bondsbestuur komt op 9 maart met een definitief voorstel. De lippen worden verder angstvallig op elkaar gehouden wanneer de naam van de nieuwe bondscoach te sprake komt: “De voorkeursvolgorde is bekend, maar mag en wil ik niet zeggen”, verklaart Nieland in Trouw van 1 april 1981.
Het aantrekken van een nieuwe bondscoach blijkt meer voeten in aarde te hebben dan werd verwacht. Het Bondsbestuur heeft dan wel bepaald wie op nummer één op het voorkeurslijstje staat; de definitieve afronding laat lang op zich wachten. Een bijkomende factor is dat twee van de drie kandidaten uit het Oostblok komen. Nieland: “We hebben het Hongaarse Sportministerie toestemming gevraagd een gesprek te hebben met Marcoviç en Póscik, mocht één van die twee de nieuwe bondscoach worden. Je moet gewoon met alle mogelijkheden rekening houden. We hebben echter nog niets gehoord van de Hongaarse autoriteiten. Het duurt dus allemaal veel langer dan we hadden gedacht. Ik wil verder niets kwijt, want dat kan de kandidaten alleen maar in problemen brengen en de opvolging vertragen.”
Pócsik komt in beeld
Terwijl er erg geheimzinnig wordt gedaan over een definitieve opvolger komt Het Vrije Volk een dag later al met de kop: “Pócsik, van Koeweit naar Nederland?” Er blijkt wel degelijk een definitieve opvolger in beeld te zijn. De KNZB heeft officieus de onderhandelingen geopend met de Hongaar Pócsik, die op dat moment nog in Koeweit verblijft. Nieland bekend noch ontkent dat Pócsik eerste keus is. Het wachten is nog altijd op de toestemming van het Hongaarse Sportministerie. Maar de tijd dringt. Nieland:: “We willen op z’n laatst 1 mei starten. Misschien moeten we aan een interim-regeling gaan denken.”
- Dénes Pócsik tijdens zijn waterpolocarrière (Hongaars Olympisch Comité)
- Het gouden team van Hongarije op de Olympische Spelen van 1964 in Tokyo, met Miklos Ambrus, Andras Bodnar, Otto Borosm Zoltan Domotor, Laszlo Felkai, Dezsö Gyarmati, Tivadar Kanizsam György Karpati, Janos Konrad, Mihaly Mayer, Dénes Pócsik en Peter Rusoran (Waterpololegends.com via Olympics.org)
Pócsik is geen onbekende in de internationale waterpolowereld. In de periode 1960-1972 maakt hij deel uit van de nationale selectie van Hongarije. Hij speelt in deze periode 86 wedstrijden. Pócsik neemt maar liefst driemaal deel aan de Olympische Spelen. In 1964 wint hij in Tokyo met Hongarije goud. In de finale speelt Pócsik tegen Trumbiç, die met Joegoslavië tweede wordt. Op de andere twee Spelen; in 1968 in Mexico-City en in 1972 in München, wint Pócsik respectievelijk brons en zilver. Ook wordt hij met Hongarije drie maal Europees kampioen; in 1962, 1963 en 1965. Naast waterpolospeler was Pócsik ook een prima wedstrijdzwemmer.
Na zijn waterpolocarrière stort Pócsik zich op het coachen. Hij gaat eerst coachen bij het Hongaarse SE Eger (1974-1978). Aansluitend wordt hij bondscoach in Koeweit, een keuze die hij vooral om financiële redenen lijkt te maken. Pócsik hierover in Het Parool van 15 juli 1981: “Ik heb daar een soort ontwikkelingswerk gedaan. Hoe gek het ook mag klinken, er is in Koeweit toch iets van de grond gekomen, wat mede komt door het feit dat wij vaak trips maakten naar echte waterpolo-naties. Voor mij was het voorts belangrijk dat ik contact hield met de toplanden, waardoor ik niet helemaal verstoken bleef van topsport.”
Tijdelijke vervanger
Als het lukt om Pócsik te contracteren, dan kan hij vanwege zijn verplichtingen in Koeweit pas in juli in Nederland aan de slag. Trainer/coach Arie Domburg wordt na het veroveren van de landstitel met AZC-Microlife bereid gevonden om tijdelijk de honneurs waar te nemen. Hij is, volgens Nieland in Trouw van 7 april 1981 zeker geen ad-interim bondscoach: “Een verkeerde interpretatie. De aanstelling van Domburg is voor drie- hooguit vier bijeenkomsten en dan nog meer om te spelen, dan om te trainen. Domburg: Ik hoop dat deze periode heel erg kort is, want het Nederlandse waterpolo is erbij gebaat dat een buitenlandse trainer aan het roer staat. Maar je moet nu eenmaal aan de gang met de nationale selectie. Binnenkort vinden de Europese kampioenschappen plaats en het visitekaartje van de Nederlandse zwembond, dat het waterpoloteam is, kun je niet zomaar het bad insturen.”
Contractproblemen
In de tussentijd wordt door de KNZB koortsachtig gewerkt om de Hongaarse zwembond over te halen. Eigenlijk willen de Hongaren dat Pócsik hun belangrijkste technische man wordt, maar hiervoor heeft hij bedankt. Pócsik heeft al aangegeven graag in het Westen te willen blijven, omdat hij daar meer financiële mogelijkheden ziet. Zonder dat Pócsik hiervan op de hoogte is, vertrekt KNZB-voorzitter Van de Pol op speciale missie naar Budapest om de Hongaarse zwembond hoogstpersoonlijk op andere gedachten te brengen.
Het bezoek van Van de Pol is een succes: de KNZB mag een contract voorleggen aan de Hongaarse zwembond. Na veel overleg over en weer wordt begin juni een definitief contract goedgekeurd. Pócsik gaat per 1 juli bij de KNZB als bondscoach aan de slag. De Hongaarse autoriteiten hebben echter een contract van slechts twee jaar bedongen. Póscik is hiermee in ieder geval is vastgelegd tot en met het EK van 1983 in Rome, maar niet, zoals de zwembond graag wilde, tot de Olympische Spelen van 1984 in Los Angeles. De Hongaarse autoriteiten hebben wel aangegeven in principe geen bezwaar te hebben als het contract van Pócsik in 1983 met twee jaar wordt verlengd.
Pócsik komt na afronding van zijn contract naar Nederland en zal gaan wonen in Amersfoort. Naast Dénes komt ook zijn hele gezin mee: vrouw Jutka en dochters Jutka (15) en Anita (12). Dat hij speciaal voor Amersfoort heeft gekozen is niet zo vreemd; met zijn team Egri Dósza nam hij maar liefst acht maal deel aan het Nieuwjaarstoernooi van AZ&PC, terwijl AZ&PC vijf tegenbezoeken aan Eger bracht. Hieruit zijn vele persoonlijke vriendschapsbanden over en weer voortgevloeid, waarbij ook de Pócsik-familie zeker bij was betrokken.
Voorbereidingen op het EK
Op 9, 10 en 11 juni 1981 speelt de nationale herenselectie onder leiding van Domburg en zonder de basisspelers Ton Buunk, Dick Nieuwenhuizen en Ed van Es een toernooi in het Italiaanse Camogli. Er wordt gespeeld tegen Spanje en een A- en B-selectie van Italië. Nederland eindigt hier op een tweede plaats na Italië A. Vooral de beide Nederlandse keepers, Ruud Misdorp en Wouly de Bie verkeren in topvorm, terwijl de jongere spelers nog wel eens een steekje laten vallen. De meegereisde Nieland is tevreden; hij schrijft in De Zwemkroniek van 19 juni 1981: “De nieuwe bondscoach Dénes Pócsik, die inmiddels zijn handtekening heeft gezet, krijgt op 1 juli a.s. een groep spelers die samen veel willen en zo te zien ook veel kunnen bereiken. Maar de weg is nog lang!!”
Tijdens het Vijflandentoernooi, van 23 tot en met 26 juli in de Spaanse hoofdstad Madrid, coacht Pócsik voor het eerst het nationale team, geassisteerd door Domburg. Na de Olympische Spelen van Moskou zijn er al een aantal spelers gestopt en dit jaar hebben nog drie basisspelers bedankt. Bovendien kunnen Buunk en Nico Landeweerd niet mee naar Madrid. Die plaatsen worden ingevuld met vooral jonge spelers. Naast Hongarije zal Nederland uitkomen tegen Spanje, de Sovjet-Unie en West-Duitsland.
Na de derde wedstrijd, die tegen de Sovjet-Unie wordt gespeeld en nipt wordt verloren, verklaart Pócsik in Het Vrije Volk van 25 juli 1981 wat de belangrijkste tegenstander van dit Nederlandse team is: “Het is de angst om zelf initiatief te nemen. Tegen Hongarije speelde de hele ploeg verkrampt. Het ging nu al veel beter. Alleen op de beslissende momenten kun je toch zien dat de verantwoordelijkheid te zwaar op deze jongens rust.” Met wat meer inzicht en ervaring waren er zeker winstpunten gehaald. Maar hoewel uiteindelijk alle wedstrijden worden verloren is Pócsik toch niet ontevreden.
Een maand later en nog slechts twee weken voor het Europese titelstrijd in Split spelen de Oranjemannen nog een derde toernooi in Pescara. Na nederlagen tegen de Sovjet-Unie (6-10) en West-Duitsland (5-8), de beide favorieten in Split, is er een overwinning op Italië (6-5). Voor coach Dénes Pócsik betekent dit de eerste zege sinds zijn ambtsaanvaarding op 1 juli. Daartegenover staan zes nederlagen op de balans.
Volgens Het Vrije Volk van 24 augustus 1981 lijkt sprake te zijn van een licht herstel: “Hoewel de resultaten anders vermoeden is er volgens teammanager Nico van Selst sprake van een duidelijke vormstijging. De hand van Pócsik wordt in defensief opzicht zichtbaar door de manier waarop numerieke minderheden worden aangepakt. Zo verhinderden de spelers in de slotwedstrijd, dat West-Duitsland vijfmaal van die situatie profijt trok. De problemen liggen vooral op het aanvallende vlak en in de te kleine basis, waardoor het de Hongaarse coach ontbreekt aan wisselmogelijkheden.”
Europees kampioenschap in Split
Pócsik heeft, als hij vier jaar aanblijft als coach, vier belangrijke toernooien voor de boeg. Naast de EK’s van 1981 en 1983 zijn dat het WK in 1982 en als klapstuk de Olympische Spelen van 1984. Zijn vuurdoop beleeft hij op het EK in Split. Tijdens een persconferentie bij zijn aantreden, geeft Domburg al aan dat de verwachtingen getemperd moeten worden vanwege een achterstand in conditie. En juist die conditie moet de basis worden van Pócsik’s nieuwe spelconcept. “De nieuwe regel van vier spelperiodes van zeven minuten luidt een nieuw tijdperk in”, meent Pócsik. “Het is moeilijk voor elk land om hieraan te wennen, want die opzet vraagt enorm veel van de conditie van de spelers en biedt de trainers mogelijkheden tot vernieuwingen. Daar zullen we aan moeten werken. Voor de Europese kampioenschappen zal ik nog niet veel met het team kunnen doen. Die tijd is te kort.”
Op 5 september spelen de mannen van Pócsik de eerste wedstrijd op het EK. De 29-jarige aanvoerder Ton Buunk heeft ondanks zijn drukke baan voor het vierde jaar op rij aangegeven, dat hij nog een jaar voor Oranje wil uitkomen. Daarmee heeft Nederland tenminste één international met jarenlange ervaring. Buunk kan echter niet voorkomen dat zijn team de eerste wedstrijd tegen het veel zwakker geachte Roemenië met 5-6 verliest.
Onze mannen weten zich daarna op wonderbaarlijke wijze te hergroeperen. Ze zijn oppermachtig tegen tegen Italië (11-6). “Nederland speelt net zo onvoorspelbaar als het weer, dat er van kansen in de nog resterende wedstrijden niets valt te zeggen”, verklaart Buunk na afloop. Dat wisselvallige spel komt ook weer tot uiting in de derde wedstrijd tegen West-Duitsland. Tegen de latere toernooiwinnaar wordt het 7-10. Het NRC van 8 september 1981 schrijft hierover: “Een waterpolozevental, dat zoveel scoringskansen verprutst, uit zoveel doelrijpe situaties de bal tegen de lat, de palen of de keeper beukt, verdient te verliezen.” In de vierde wedstrijd lijkt Oranje zich weer wat te herstellen. Tegen Spanje wordt het 7-7.
Vervolgens komt de ploeg uit tegen Joegoslavië. Na een slecht eerste part (0-3) komt Nederland sterk terug. Het blijft de gehele wedstrijd gelijk opgaan. De Joegoslaven spelen zwaar op de man en maken veel zware overtredingen. Het scheidsrechtersduo laat echter veelal doorspelen en fluit vervolgens kleine Nederlandse overtredingen af. Na een kleine achterstand weet Oranje de score te verkleinen tot 8-9, maar dan is het tijd. Het hele team, inclusief Pócsik, is over hun toeren. “In de laatste vijf minuten heeft die vent onze zege afgepakt”, meent de bondscoach, waarbij hij doelt op de Griekse arbiter.
Ook de zesde wedstrijd tegen de Sovjet-Unie wordt verloren (10-7). De Russen hebben een sterke verdediging; onze heren weten dertien overtalsituaties slecht vijf keer te verzilveren. In de afsluitende wedstrijd tegen Hongarije lijkt Oranje te zijn uitgeblust (2-7). Nederland wordt daarmee achtste en laatste in de A-groep en zal over twee jaar moeten strijden tegen Spanje, de nummer zeven van het toernooi en Tsjecho-Slowakije en Griekenland (winnaars in de B-poule), om behoud van een plek in de A-groep.
De Leeuwarder Courant van 14 september 1981 vatte de prestaties van de waterpolomannen mooi samen: “Niet qua techniek, wel op conditie heeft het nationale team voorlopig weer even moeten afhaken bij de Europese top. Er waren perioden dat de groep voortreffelijk waterpolo liet zien, maar de momenten waren door het gebrek aan kracht te zeldzaam. En als de fysieke ondergrond niet optimaal is, verslapt ook de psychische aandacht in een wedstrijd. Dat is dan ook de reden, volgens Pócsik dat er bijvoorbeeld in talrijke man-meer-situaties niet werd gescoord.”
1982: een jaar van hoogtepunten
Ter voorbereiding op het wereldkampioenschap in Guayaquil (Ecuador) zal de Nederlandse selectie deelnemen aan een drietal toernooien. Het eerste is in mei in Tiblisi in Georgië, destijds nog onderdeel van de Sovjet-Unie. Van de acht teams bereikt Oranje hier een teleurstellende zesde plaats. Maar dan is er in juni het Zeslandentoernooi in eigen land. In zwembad Den Hommel in Utrecht strijden Canada, Hongarije, Sovjet-Unie, Canada, Tsjecho-Slowakije en Nederland om de hoogste eer. Nico Landeweerd maakt zijn comeback. Deze comeback komt samen met een geweldige opleving van het Nederlandse waterpolo. Nederland kom ongeslagen als winnaar uit de bus, zij het op gelijke hoogte met Hongarije, dat een minder gunstig doelsaldo heeft.
- De selectie van het Nederlands zevental, welke bij het Zeslandentoernooi in Utrecht de eindzege in de wacht sleepte. Staande v.l.n.r.: Aad van Mil, Ed van Es, Stan van Belkum, Dick Nonnekes, Ton Buunk, Anton Heiden, Hans Blikslager, Ruud Misdorp en trainer/coach Dénes Pócsik. Zittend v.l.n.r.: Nico Landeweerd, Roald van Noort, Wou/y de Bie, Dick Nieuwenhuizen en Eric Noordegraaf (links) (Zwemkroniek van 18 juni 1982)
- Dénes Pócsik en Ton Buunk: blij met de toernooiwinst (rechtsboven) (Zwemkroniek van 18 juni 1982)
- Ed van Es (wit 4) wordt gestopt door György Gerendàs van Hongarije (rechtsonder) (Zwemkroniek van 25 juni 1982)
De Oranjemannen hebben de smaak te pakken. Ook op het derde toernooi in juli in Boedapest, waarbij wordt gestreden om de Tungsram Cup, wordt een topprestatie neergezet. Aan dit toernooi om de officieuze Wereldcup doen de acht sterkste landen van de wereld mee. De Nederlandse selectie weet een ongekende prestatie neer te zetten door ook dit toernooi ongeslagen te winnen. In de Zwemkroniek van 16 juni 1982 vat aanvoerder Buunk samen hoe bijzonder deze prestatie is: “Elf jaar speel ik nu internationaal waterpolo en in één maand tijd maak ik het mee, dat we tweemaal een toernooi winnen. In alle jaren hiervoor is dit nooit gelukt.”
Maar dan komt het moment van de waarheid: het WK in Ecuador. Enkele dagen voor de start speelt Nederland nog een oefenwedstrijd tegen West-Duitsland in Willemstad. Voormalig topzwemster Enith Brigitha, die op vakantie is op Curaçao, ziet de Oranjemannen met 7-5 winnen. Daarna reizen beide teams door naar Ecuador, waar de Oranjemannen hun eerste wedstrijd spelen niet erg overtuigend spelen tegen Canada. Een nerveuze Nederlandse ploeg wint met slechts 8-5.
- Nederland op het WK in Guayaquil. Staande v.l.n.r.: Nico van Seist, (teammanager), Ed van Es, Ruud Misdorp, Stan van Belkum, Dick Nieuwenhuizen, Ton Buunk, Hans Blikslager, Johan Aantjes, Dénes Pócsik (coach) coach, Rolf Wagenaar, (fysiotherapeut), zittend: Eric Noordegraaf, Wouly de Bie, Nico Landeweerd, Anton Heiden, Roald van Noort en Aad van Mil.
- Logo van het WK zwemmen 1982 in Guayaquil (Twitter/THOMAS ST’OMER)
In de tweede poulewedstrijd tegen Frankrijk wordt vrij gemakkelijk gewonnen, maar tegen Joegoslavië wordt nipt met 6-7 verloren. Hoewel Nederland de laatste acht van het toernooi bereikt, is door dit verlies een plaats bij de eerste vier goeddeels geblokkeerd. Na een rustdag lijken de Oranjemannen toch weer in de race te zijn voor een ereplaats. Tegen het spijkerhard spelende Cuba wordt met 9-7 gewonnen. Daarmee staat de deur naar de laatste vier op het WK weer op een kier. Om in de halve finale te komen moet worden gewonnen van het sterke Hongarije. Maar hoewel onze mannen deze wedstrijd met 6-7 verliezen, komen ze dankzij een gunstig doelsaldo toch in de finalegroep terecht.
In de eerste wedstrijd van de finalepoule blijkt Oranje een maatje te klein te zijn voor de Sovjet-Unie. Deze wedstrijd wordt verloren met 7-5, maar er kan nog brons behaald worden door te winnen van West-Duitsland. Helaas lijkt het team uitgeblust; de vrij matte verliezersfinale wordt met 3-5 verloren. “Of er nu een Hongaar of een Joegoslaaf aan de kant staat, het Nederlands zevental zal waarschijnlijk nog geruime tijd een wat amateuristische eend in het professionele waterpolo blijven. Dat is het gevolg van verschil in volgorde van prioriteiten. In Nederland is er werk en waterpolo. Bij de echte grootmachten is waterpolo werk”, is volgens NRC Handelsblad de oorzaak van de vierde plek voor Nederland. Een lichtpuntje is dat Nederland zich door een plaats bij de laatste vier gekwalificeerd heeft voor de Olympische Spelen van 1984 in Los Angeles.
Overvol programma in 1983
Het internationale seizoen van 1983 start met een achtlandentoernooi in Palma de Mallorca. Door afwezigheid van Van Belkum en Nonnekes en een later arriverende Landeweerd, krijgen vooral jongere spelers uitgebreid de kans. De Oranjemannen spelen een heel behoorlijk toernooi. De eerste wedstrijd tegen Cuba eindigt nog net in een gelijke stand (9-9). In de laatste minuut maakt Van Es de gelijkmaker, nadat Nederland eerst met 8-6 heeft voorgestaan. Tegen Sovjet-Unie wordt nipt verloren (8-9), mede door een prima keepende Misdorp.
Vervolgens blijkt Frankrijk een gemakkelijke prooi (9-5), maar tegen Joegoslavië lukt het onze mannen niet om de achterstand, opgelopen in het eerste part (2-4) in te lopen. De eindstand wordt 8-11. De tweede helft van het toernooi verloopt gelukkig beter. Tegen West-Duitsland en Spanje wordt gelijk gespeeld (8-8 en 9-9), terwijl in een zeer spannende wedstrijd Italië wordt verslagen met 11-10. Oranje eindigt hiermee op een vijfde plaats.
- Spelmoment uit de FINA-cup wedstrijd tegen de Duitsers. Buunk onderschept een doelpoging van Hagen Stamm. De Bie is echter attent! (Zwemkroniek van 27 mei 1983)
- Na Cuba! Ton Buunk onder behandeling van Rolf Wagenaar. Terwijl Stan van Belkum wacht op de magische hand van fysiotherapeut ligt bondscoach Pócsik nog steil achterover van de gebeurtenissen tegen de Cubanen. (Zwemkroniek van 27 mei 1983)
In mei doen de oranjemannen voor het eerst mee aan de FINA-cup, die zal worden gehouden in Los Angeles. Het is tevens het eerste optreden van de Brabander John Jansen. Tussen de wedstrijden door wordt ter ontspanning een bezoek gebracht aan Disneyland. Daar kunnen de Nederlandse deelnemers hun zakgeld van zeven gulden per dag uitgeven.
Ook aan dit toernooi doen acht landen mee. De krachtsverschillen tussen de verschillende landen zijn minimaal: 18 van de 28 wedstrijden eindigen in een gelijk spel. Met slechts één overwinning, drie gelijke spelen en drie nederlagen keren onze mannen met een zesde plaats terug naar huis. In de Zwemkroniek van 27 mei 1983 wordt in een uitgebreid verslag gesproken over De Hollandse ziekte; een nerveuze, ongecontroleerde start met een gebrek aan zelfvertrouwen, met meteen een niet weg te werken achterstand.
Het is een druk jaar met veel internationale wedstrijden. Nog voor de FINA-cup is er de EK-kwalificatie in Brugge. Nederland wint hier alle drie de wedstrijd en herovert daarmee een plaats in de A-poule voor het EK. Na de FINA-cup is er nog een toernooi in Napels en de Universiade. Aansluitend organiseert Pócsik een trainingskamp in Maastricht, samen met de Hongaren. Er wordt intensief getraind, met als afwisseling elke avond een wedstrijd tegen elkaar van maar liefst zes parten.
- Van de zes selectiespelers van AZC Microlife zijn er dit jaar twee nieuwe gezichten: John Jansen (l.) en junior Ewout van Winsen (r.) (Zwemkroniek van 8 mei 1983)
- De waterpoloselectie in Maastricht bijeen, staande v.l.n.r. Nico van Seist (teammanager), Ed van Es, Ton Buunk, Hans Blikslager, Johan Aantjes, Harm Jager, Dick Nonnekes, Stan van Belkum, Anton Heijden, Ruud Misdorp, Ewout van Winsen, Eric Noordegraaf, Dénes Pócsik. Gehurkt v.l.n.r. Arnold Nonnekes, Nico Landeweerd, Erik te Kulve, Jan Lassooij, Wouly de Bie, Roald van Noort en John Jansen. (Zwemkroniek van 8 mei 1983)
Door andere verplichtingen kan niet elke speler kan zich elk vrijmaken. De Zwemkroniek van 18 september 1983 schrijft hierover in een voorbeschouwing op het EK: “SAMEN TRAINEN is de bottle-neck in de Nederlandse constellatie waarin zelfstandige ondernemers, studenten en scholieren, werknemers in de particuliere sector en ambtenaren in overheidsdienst met elkaar een waterpolotrainingsgroep vormen van waaruit een Nederlands Zevental op het allerhoogste niveau moet duelleren om de internationale titels.” Zoals bij elk belangrijk toernooi is het een voorbereiding met hindernissen. Tot overmaat van ramp bedankt keeper Misdorp twee weken voor aanvang van het EK, omdat Pócsik hem geen vaste plaats onder de lat wil en kan garanderen.
Kort voordat de ploeg vertrekt naar het EK in Rome, wordt er nog een Achtlandentoernooi in Duisburg bezocht. Na zeven wedstrijden in zes dagen en een vierde plek, kan worden geconstateerd dat het Nederlands zevental groeit. Pócsik reist overigens niet met zijn sterkste zevental af naar Rome; enkele selectiespelers kunnen zich onvoldoende vrijmaken vanwege studie of zakelijke beslommeringen. De afwezige Aad van Mil relativeert het belang van het toernooi in Het Parool van 18 augustus 1983: “In feite is het EK voor ons niet zo van belang, hoe gek dat ook klinkt. Pócsik is gaan werken met een ploeg, die moet gaan presteren op de Spelen, die daar een plak wegsleept. Rome is slechts een tussenstation op weg naar het grote doel. Daarom was het ook wat gemakkelijker dat er een paar zijn thuisgebleven.”
De eerste twee wedstrijden tegen West-Duitsland en Joegoslavië worden vrij kansloos verloren (9-5 en 10-5). Volgens verslaggever Arie van Driel van het AD is dat niet zo vreemd: “Sinds Split is er onder de Hongaar niet veel veranderd, wat in Rome voorlopig aan de resultaten is af te lezen. Goed, Pócsik mag dan het aantal trainingen per week hebben opgeschroefd, in de ongelijke strijd met bijvoorbeeld de Oostbloklanden Hongarije en de Sovjet-Unie nog steeds onvoldoende.”
Gelukkig herstellen de Oranjemannen zich in de derde wedstrijd tegen Hongarije. Met een levendig en agressief spel verrassen zij hun sterke tegenstander. Lange tijd lijkt winst binnen bereik, maar een minuut voor tijd maakt Hongarije de gelijkmaker. Enkele seconden voor tijd wil Buunk, die zijn 250e interland speelt, het duel alsnog in het voordeel van Nederland beslissen. In de haast is zijn afwerking net niet zuiver genoeg. Het blijft 9-9. Tegen uiteindelijke winnaar Sovjet-Unie, leidt Nederland zelfs met 4-2 na twee parten. Winst of gelijk spel lijkt goed mogelijk, echter door arbitrale dwalingen weten de Russen de winst naar zich toe te trekken (6-8).
Een rustdag lijkt wonderen te doen. In de daaropvolgende wedstrijd tegen Italië, volgens De Zwemkroniek de beste wedstrijd van het toernooi, doet Oranje goede zaken. De Joegoslavische scheidsrechter Miroslav Radjanovic staakt in de laatste minuut zelfs twee maal de wedstrijd omdat hij zich bedreigt voelt de het Italiaanse publiek. In de zwaar bevochten wedstrijd pakken onze mannen verdient de winst (10-8).
De wedstrijd tegen Italië lijkt overigens wel flink te hebben ingehakt op de conditie van Oranje. Tegen Spanje verliest Nederland met 7-8. Een protest over een aan Spanje in de laatste minuut toegekende strafworp wordt door de LEN afgewezen. Met een belabberde wedstrijd tegen Roemenië, waarbij fout op fout wordt gestapeld, de overtuiging ontbreekt en kansen worden gemist, wordt het toernooi nog met een laatste winst afgesloten (6-5). Hoewel er met een zesde plek voor behoud in de A-poule is gezorgd, gaat men ontevreden huiswaarts.
In de Zwemkroniek van 2 september 1983 pleiten voormalig bondscoach Harry Vriend en oud-jeugd-international en journalist Walter Tiemessen eensgezind dat er iets moet gebeuren. Optredend als een soort schaduwkabinet of een waterpolocommissie in ballingschap stippelden zij de Olympische weg uit: terugkeer van Hans van Zeeland, Andy Hoepelman en ook Jan Evert Veer. De waterpolocommissie van de KNZB vond dat deze ex-internationals en mogelijk anderen van een ongeveer zelfde niveau niet vlak voor een topevenement terug mochten komen. Waterpolo-official Gerlof Oudega geeft later echter aan dat de selectie hooguit zal worden aangevuld met een aantal jongeren.
Kort voor het EK is er overeenstemming bereikt om Pócsik nog minimaal één jaar aan te houden als bondscoach. “We hebben met de Hongaarse zwembond overeenstemming bereikt over het contract tot aan de Olympische Spelen van volgend jaar”, stelt teammanager Van Selst in de Leeuwarder Courant van 20 augustus 1983. “Over wat er daarna zal gebeuren, zal de waterpolocommissie die een advies uit moet brengen aan het bestuur van de zwembond, zich op korte termijn dienen te beraden.” Een paar maanden later zal blijken dat de KNZB noodgedwongen een andere weg zal moeten inslaan, vooral ook omdat door de teruglopende subsidies een fulltime bondscoach in de toekomst onbetaalbaar is.
Moeizame voorbereidingen op Olympische Spelen
In december 1983 maakt Pócsik de selectie voor de Olympische Spelen bekend. Ruud Misdorp en Ronald Hermsen, die eerder beiden bedankten, hebben aangegeven graag weer opgenomen te willen worden. Maar dat gaat niet zo maar: ze moeten van Pócsik een excuusbrief aan de KNZB sturen om weer toegelaten te worden. Dat doen ze dan uiteindelijk maar. Naast Misdorp en Hermsen is ook de in 1981 afgehaakte Aad van Mil teruggekeerd; AZC’er Remco Pielstroom is de enige nieuweling. Voor 1984 staan er weer enkele toernooien op het programma als voorbereiding op de Spelen, met als eerste een vierlandentoernooi in Italië. Verder zijn er het toernooi om de Tungsram Cup en ook het Philips Internationaal Waterpolotoernooi in Dordrecht.
Van 8 tot en met 10 mei doen de Oranjemannen mee aan het Vierlandentoernooi in Genua. Gespeeld wordt tegen Spanje, Italië en Joegoslavië. Vanwege een hardnekkige armblessure moet Landeweerd helaas afzeggen. Bij aankomst blijkt het toernooi door het ontbreken van Spanje gereduceerd te zijn tot Drielandentoernooi. Als vervanging zal een Italiaans studententeam meedoen. Ook is net bekend geworden dat de Sovjet-Unie, dé favoriet voor goud op de komende Olympische Spelen, niet zal deelnemen in Los Angeles. Hoewel de Verenigde Staten in 1980 wegbleven op de Spelen van Moskou, komt dit toch als een verrassing. “Als Hongarije en wie weet Joegoslavië ook niet naar Los Angeles gaan, zijn wat ons betreft de Spelen kapot”, is de reactie van chef-d’equipe Van Selst in het Parool op het nieuws. De Koude Oorlog woedt op dat moment nog in alle hevigheid.
De eerste wedstrijd tegen Joegoslavië wordt verloren met 7-11. Als verklaring voor het verlies worden het slecht benutten van de man-meer-situatie en het gebrek aan uithoudingsvermogen genoemd. Vooral in het laatste partje gaat het mis. Op de tweede dag van het toernooi herstelt Oranje zich. Tegen Italië delen onze mannen in een verdienstelijke wedstrijd de punten (8-8). Daarmee zijn de belangrijkste wedstrijden van het gedevalueerde toernooi gespeeld. Kort na dit toernooi geeft de Russische Zwembond aan dat hun waterpoloteam wel graag deelneemt aan het Zevenlandentoernooi dat in juli wordt gehouden in Dordrecht.
Voor aanvang van het Achtlandentoernooi om de Tungsram Cup in Boedapest interviewt NRC Handelsblad aanvoerder Buunk. Volgens hem begint het Olympische waterpolotoernooi ruim een maand eerder dan het Olympische waterpolocomité van Los Angeles heeft voorzien. In Boedapest zijn namelijk wel de sterkste polonaties aanwezig. Als de Spelen telkens voor politieke doeleinden wordt misbruikt, dan zou het beter zijn om de Spelen dan maar helemaal af te schaffen, meent Buunk.
Net als vele andere Olympiërs heeft Buunk last van zijn amateurstatus. Hij heeft onder andere een hoveniersbedrijf in Amsterdam en zal deze zomer zijn vakantie aan de Spelen moeten opofferen. Bovendien heeft hij vrij weinig tijd om te trainen – zijn werk alleen al slokt hem 60 uur per week op – en ziet een stevige loonderving in het verschiet. Een oplossing voor dit terugkomende probleem zou volgens Buunk van regeringszijde moeten komen: “Mensen in de topsport dienen goed te worden begeleid en daar hoort dan ook een salaris bij. We hoeven echt niet in weelde te leven, maar er wordt wel van ons verwacht dat we met medailles terugkomen.”
Met een selectie van maar liefst 15 spelers reist Pócsik af naar Boedapest. Tegenvaller is, dat Van Belkum vanwege zijn studie verstek moet laten gaan. In de eerste wedstrijd gaat het al direct fout: Nederland verliest met 8-10 van Italië. “We hebben geen vorm”, verklaart Pócsik aan De Telegraaf: “Dat komt omdat wij tot nu toe slechts vier interlandwedstrijden hebben gespeeld en dat was ongeveer een maand geleden.” De tweede wedstrijd is tegen de Sovjet-Unie. Volgens het verslag in De Telegraaf bakte Oranje er ditmaal niets van en het verloor kansloos met 7-3. Het enige lichtpunt is het sterke optreden van doelman Misdorp.
In de derde wedstrijd tegen het West-Duitse zevental lijkt het absolute dieptepunt bereikt (3-8). Van de maar liefst negen man-meer-situaties worden er maar twee benut. Buunk vat het in De Telegraaf als volgt samen: “We missen op dit moment heel duidelijk het zelfvertrouwen. Dit komt omdat wij ten opzichte van de andere ploegen veel te weinig hebben gespeeld. De vorm is er nog niet.” Ook de wedstrijden tegen de Verenigde Staten (5-11) en Hongarije (9-12) worden verloren. Als troost is er de gunstige nieuwe poule-indeling voor de Olympische Spelen, nu de Sovjet-Unie en tevens Cuba en Hongarije de Spelen zullen boycotten. Nederland speelt in Los Angeles in groep A met Canada, Joegoslavië en China. De nummer één en twee gaan over naar de finalepoule.
Uitgerekend tegen Joegoslavië, de belangrijkste tegenstander in de Olympische voorronde, weten onze mannen hun eerste punt te halen (9-9). Op de laatste dag weet Oranje de eer niet te redden. Tegen Cuba wordt verloren met 12-9. Twee jaar geleden werd het toernooi nog ongeslagen gewonnen en nu is er een laatste plek. Met nog zes weken voor de Spelen ziet het er allerminst hoopvol uit. De Zwemkroniek kopt met “Tungsram-pzalig tournooi van Nederlands Zevental”. Teammanager Van Selst heeft nog wel hoop: “Als we er nu nog in slagen de numerieke meerderheden naar behoren af te werken, horen we in Los Angeles tot de kanshebbers”, verklaart hij aan de sportverslaggever van De Waarheid.
Gelukkig is er voor Los Angeles nog de mogelijkheid om die lastige man-meer-situaties te oefenen tijdens het Philips Internationaal Waterpolotoernooi in Dordrecht. Maar ook hier gaat het, getuige het verslag in NRC Handelsblad, gelijk al mis: “Een uiterst vermoeid Australië, dat al een maand door Europa reist en bovendien nooit to de sterkste polo-naties van de wereld heeft behoord, had als een lam naar de slachtbank kunnen worden gevoerd wanneer Nederland wat meer initiatief en inventiviteit had getoond.” Oranje verliest het eerste duel met 5-6. De tweede wedstrijd is tegen Spanje. Nederland staat al snel op voorsprong, maar al in het tweede part lijkt de Oranjemotor te haperen. Toch krijgen de mannen de wedstrijd in het derde part weer onder controle en winnen ze de wedstrijd met 11-9.
- Het ging er vaak fel aan toe op het Philips Internationaal Waterpolotoernooi in Dordrecht. Ook bij de Russen is het “gevaar Ton Buunk” bekend. Hier wordt hij belaagd door Mendygaliev (nr. 2) en de half zichtbare Aleksandr Kabanov. (Zwemkroniek van 13 juli 1984)
- Stan van Belkum, de beste speler aan Nederlandse zijde in Dordrecht. Hier geeft hij Manuel Estiarte van Spanje het nakijken. (Zwemkroniek van 13 juli 1984)
In de laatste twee dagen van het toernooi staan er maar liefst vier wedstrijden op het programma. Tegen Frankrijk speelt Oranje opnieuw een matige wedstrijd. Er wordt nipt gewonnen met 6-5. Tegen de Sovjet-Unie wordt met 6-8 verloren, terwijl de dag erna met 9-6 wordt gewonnen van Roemenië. In de laatste wedstrijd tegen West-Duitsland gaat het lange tijd gelijk op, maar in de inmiddels beruchte derde periode gaat het op alle fronten mis. De West-Duitsers lopen uit naar 3-6. Onze mannen kunnen de schade nog wel beperken, maar de eindstand blijft steken op 5-6.
Daarmee wordt Nederland vierde in de eindstand. Ondanks het feit dat de resultaten nog altijd niet geweldig zijn, is er gelukkig wel sprake van een opgaande lijn. “We kunnen in Los Angeles een medaille pakken, maar we kunnen net zo goed al in de voorronde worden uitgeschakeld”, vat topschutter Van Belkum samen in De Volkskrant.
Olympische Spelen van Los Angeles
Buunk is vaandeldrager bij de opening van zijn wat zijn vierde en tevens laatste Olympische Spelen worden. Qua voorbereiding hebben de Oranjemannen in de afgelopen periode voldoende wedstrijden op niveau afgewerkt. Door werk en studie is dit echter nooit gebeurd in dezelfde, dus de sterkste samenstelling. De vraag blijft dan ook of het allemaal voldoende is om eremetaal te behalen. De eerste poulewedstrijd tegen China, een beginnend waterpololand, zou relatief eenvoudig gewonnen moeten worden. Het tegendeel blijkt waar: Na twee parten staat het Chinese team met 4-5 voor. Nederland moet alle zeilen bijzetten om langszij te komen. Pas in het laatste part lukt het om op voorsprong te komen en de wedstrijd winnend af te ronden (10-8).
Ook de tweede wedstrijd wordt een moeizame exercitie. Net als in de eerste wedstrijd staat Nederland na drie parten nog altijd op achterstand. Pas in de laatste minuten komen onze mannen op gelijke hoogte. Door een domme fout van de Canadese ploeg wordt in de laatste minuut de stand bepaald op 10-9. Met deze twee minimale overwinningen is Oranje doorgedrongen tot de laatste zes van het Olympische toernooi.
Nederland is in de derde poulewedstrijd kansloos tegen Joegoslavië (5-9). Na afloop leunt de 18-jarige Pielstroom verslagen tegen een hek. Tegen verslaggever Joop Holthausen van Het Parool verklaart hij: “Zo gaat het niet langer. Het is onderling alleen maar haat en nijd. Maar er is niemand die zijn mond open durft te doen. Het zou veel gezonder zijn als de bom eens echt zou barsten. Maar ik ben de jongste. Ik ben niet de man die dat moet doen.”
Ex-zwembondvoorzitter en huidige voorziter van het Nederlands Olympisch Comité (NOC) Jaap van de Krol reageert opgewonden: “Het wordt tijd dat trainer Pócsik opstapt. Al te veel schreeuwen mag dan niet helpen, maar de zachte aanpak van hem heeft weinig goeds gebracht. Pócsik is echt het andere uiterste.” Pócsik en de rest van de ploeg zwijgen. Alleen aanvoerder Buunk wil wel iets kwijt: “Het geloof in eigen kunnen is weg. Het heilige vuur ontbreekt.”
In de finalepoule speelt Nederland de eerste wedstrijd tegen het team van de Verenigde Staten. Na enkele dagen rust spelen onze mannen eindelijk een goede wedstrijd en houden ze de score tegen de tot nu toe ongeslagen Amerikanen tot en met het derde part in evenwicht. In het laatste part komen de tegenstanders één punt voor te staan. Linkshander Van Belkum, die tijdens deze wedstrijd vier keer scoort, mist op ongelukkige wijze in de laatste seconde de mogelijke gelijkmaker, waarmee onverdiend met 7-8 wordt verloren. Hiermee is tevens de kans op een medaille verkeken.
De dag erna is de wedstrijd tegen Spanje. Nederland kijkt opnieuw de hele wedstrijd tegen een achterstand aan. Hoewel keeper Misdorp twee maal een strafworp van Manuel Estiarte weet te stoppen, weet de Spaanse sterspeler toch nog vier maal te scoren. Oranje heeft geen antwoord en verliest vrij kansloos met 4-8. Ook de voorlaatste wedstrijd wordt een teleurstelling. Na de tussenstanden 1-2, 4-4 en 5-5 trekt Nederland weer aan het kortste eind. In de laatste minuut benut Australië een man-meer-situatie en trekt het de wedstrijd met 6-5 naar zich toe.
De laatste wedstrijd tegen West-Duitsland noemt De Volkskrant een dag later: “De meest beschamende wedstrijd uit de Nederlandse waterpologeschiedenis.” Pócsik is niet in staat gebleken een eenheid in het team te creëren. Oranje eindigt vrij kansloos op de zesde en laatste plek in de finalepoule. In De Zwemkroniek verklaart teammanager Van Selst: “Ik heb de laatste jaren veel meegemaakt met het zevental, maar dit grenst aan het onwaarschijnlijke. Een aantal spelers was er geestelijk niet bij. Hier bij de Olympische Spelen is gebleken dat een aantal spelers door de mand is gevallen. Daar zal aan gewerkt moeten worden.”
- Dick Nieuwenhuizen met krukken terug uit L.A. Een verzwikte enkel, niet opgelopen in het toernooi, maar bij een dansavond van het NOC. Echt erg was het kennelijk niet, gezien de gezichtsuitdrukking van Corinne en Nico Landeweerd en Diane Edelijn (Zwemkroniek van 24 augustus 1984)
- Ton Buunk wordt tijdens een bijeenkomst kort na de Spelen benoemd tot Lid Van Verdienste van de KNZB (Zwemkroniek van 14 september 1984)
Uithuilen en opnieuw beginnen
Maar de schuld ligt zeker niet alleen aan Pócsik. Buunk geeft in De Telegraaf aan dat ook zwembond KNZB een en ander te verwijten valt: “Pócsik’s voorganger, Ivo Trumbiç hebben ze maar wat laten aanmodderen. Bij Pócsik is het niet anders geweest. Hij is een goede coach, maar wel slecht begeleid. Het waterpolo heeft binnen de KNZB altijd veel aandacht gekregen, maar ik vraag me af of er wel goed is geïnvesteerd. Pócsik is geen man die polo sinds zijn komst in 1981 goed heeft verkocht. Daarvoor komt hij te sloom over, maar niemand maakte hem wegwijs. Aan boodschappenjongens heeft hij niets.”
Buunk wentelt het falen niet helemaal op de zwembond en zijn coach af. Hij bekritiseert de hele Nederlandse polosituatie: “Jonge, talentvolle jongens krijgen te snel teveel aandacht. Opgehemeld worden ze. Als ik wat zeg gaat ’t het ene oor in en het andere weer uit. De wil om een partij te winnen is niet altijd aanwezig. Gebrek aan zelfvertrouwen. Niemand durft risico’s te nemen. Het balletje gaat rond, maar echt gevaarlijk is het nooit. De meeste spelers werken een partij beneden hun niveau af. Het is beschamend. Het heeft natuurlijk wel een oorzaak.”
KNZB-voorzitter Van de Pol wil eerst in Nederland orde op zaken stellen. Beoogde opvolger George Geurtsen, coach van AZC-Microlife, kampt met gezondheidsproblemen en is daarom kwetsbaar. De vraag is of de KNZB met hem verder durft. “De tijd voor een harde leider is gekomen. Alleen een dure trainer inhuren, die niets van de Nederlandse situatie snapt, levert geen succes meer. Ik wil graag als ex-international meehelpen het Oranje-polo weer op het rechte spoor te zetten. Zo’n gesprek moet er gewoon komen,” besluit een zwaar teleurgestelde Buunk.
Met de definitieve aanstelling van Geurtsen komt een einde aan het tijdperk Pócsik. Tijdens een bijeenkomst, eind oktober 1984, ontvouwt Geurtsen zijn plannen met de nationale selectie. Rob Schouten krijgt de verantwoording voor de jeugd; Jan Vos, inspanningsfysioloog aan de Universiteit van Nijmegen, gaat voorlichting en adviezen geven over krachttraining, dat een belangrijke peiler gaat worden op de weg naar prestaties. Geurtsen besluit met de woorden: “Het zal hard werken worden om het imago van het waterpolo in Nederland te herstellen.” Pócsik besluit terug te gaan naar Koeweit om, zoals De Telegraaf het beschrijft: “Oliedollars te incasseren”. En tot slot: Geurtsen weet het tij niet te keren en wordt eind 1986 alweer ontslagen.
Terugblik met oud-international Eric Noordegraaf
Eric Noordegraaf speelt van 1976-1991 bij de Alphense hoofdklasser AZC en van 1977-1987 maakt hij tevens deel uit van de nationale selectie. Hij is dan ook bekend met de specifieke aanpak van zowel Trumbiç als Pócsik. Na een lange onderbreking door drukke werkzaamheden is Noordegraaf in de periode 2000-2004 terug als hoofdcoach van de heren van AZC Alphen. In die periode behaalt hij onder meer vier maal het landskampioenschap en begeleidt hij het team drie seizoenen in de Europese competitie. In 2004 richt Noordegraaf het eerste Waterpolo Opleidingscentrum (WOC) van Nederland op, waar junioren zich kunnen ontwikkelen als topatleet. Tegenwoordig is hij sporttechnisch coördinator van de Waterpoloschool van Regio West en hoofdtrainer van het RTC Waterpolo Den Haag.
Als 13-jarige traint Noordegraaf al bij Trumbiç, die naast de herenselectie ook zelf alle jeugdselecties traint. Noordegraaf: “Trumbiç was enorm gedreven, had werkelijk alles voor het waterpolo over, maar verwachtte ook volledige toewijding van zijn spelers. Hij voerde een strak en stevig regime en duldde geen enkel weerwoord. Als hij het op bestuurlijk niveau ergens niet mee eens was, ging hij er altijd zelf op af. Hij is zelfs persoonlijk langs geweest bij het toenmalige NOC in Den Haag om ze ervan te overtuigen dat er meer geld nodig was voor het topwaterpolo.”
De professionaliteit van professor Trumbiç kwam onder meer tot uiting in zijn onuitputtelijke kennis van didactiek en de verschillende waterpolotechnieken. Noordegraaf hierover: “Trumbiç had tijdens de training verschillende trucjes om het maximale bij iedereen eruit te halen. Als hij vroeg of je moe was, dan moest je op je hoede zijn. Je antwoord gebruikte hij altijd in zijn eigen voordeel. Overigens was het mentaal soms wel erg zwaar onder Trumbiç. Voorafgaand aan en tijdens belangrijke toernooien werd de druk op het team nog verder opgevoerd. Trumbic selecteerde daarom ook vooral spelers waarvan hij wist dat ze goed konden omgaan met die druk.”
Door zijn markante persoonlijkheid stond Trumbiç aanzienlijk meer in de belangstelling dan de meer introverte Pócsik. Noordegraaf: “De komst van Pócsik was voor velen een verademing. Hij had een totaal andere stijl dan Trumbiç. Hij was de rust zelve en hij maakte heel slim gebruik van alles wat Trumbiç ons had geleerd. Eigenlijk is het jammer dat Pócsik min of meer is vergeten, want ook hij heeft uitstekende resultaten behaald met het Nederlands team. Tijdens de Wereldbekerwedstrijden in 1982 in Hongarije, waaraan de sterkste waterpololanden deelnamen, versloegen we iedereen en wonnen we het toernooi. Dat we daarna op het WK in Ecuador slechts vierde werden was wel een tegenvaller. Ook kwalificeerden we ons voor de Olympische Spelen van 1984 in Los Angeles. We werden daar zesde en dat kwam vooral omdat de ploeg eigenlijk aan verfrissing toe was. Pócsik was erg teleurgesteld en is daarna ook opgestapt.”
Noordegraaf heeft ontzettend veel geleerd van zowel Trumbiç als Pócsik: “Hun invloed is zeker nog altijd voelbaar. De methodes en technieken die ik toen heb geleerd pas ik nog altijd toe. Vooral veel vaardigheden die ik van Trumbiç heb geleerd komen daarbij goed van pas. Pócsik was meer gespecialiseerd in de sociale vaardigheden, een ander zeer belangrijk aspect. Naast de invloed van beide grootheden heb ik overigens ook heel veel opgestoken van mijn verschillende clubtrainers.”
Noordegraaf vat het verschil tussen beide trainers treffend samen: “De ideale waterpolo bondscoach is eigenlijk de combinatie van de trainer Trumbiç en de coach Pócsik. Tijdens mijn WOC periode in Alphen aan den Rijn heb ik jaren samengewerkt met Mihailo Sain uit Servië. Mihailo had veel van beide toptrainers Trumbic en Pocsik.”
Gebruikte bronnen
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van een groot aantal nummers van Bondsblad De Zwemkroniek van de KNZB uit de periode 1980-1984. Deze periodieken zijn vooralsnog niet online te raadplegen. Daarnaast is veelvuldig gebruik gemaakt van krantenartikelen van verschillende uitgevers, allen terug te vinden op Delpher. Links naar de verschillende gebruikte krantenartikelen vind je in de tekst. Speciale dank gaat uit naar Eric Noordegraaf voor zijn welwillende medewerking.
Wat een prachtige reconstructie, Ron!
Dank je wel Bram!