Leestijd: 4 minuten

Het is maandag 23 januari 1950. Nederland gaat gebukt onder winterse omstandigheden. Enkele dagen geleden kon er nog worden geschaatst, maar inmiddels heeft de dooi ingezet en blijft de temperatuur rond het vriespunt hangen. De Brigade, het bondsblad van Reddingsbrigade NBRD, meldt in februari dat er in deze tweede helft van januari in Nederland maar liefst 183 personen uit het water zijn gered, terwijl er nog eens elf slachtoffers zijn verdronken.

Bijzondere redding

Ook in Amsterdam gaat het die maandag bijna mis. De achtjarige Barend Toppers, die aan de walkant van het Rokin nabij de Munt speelt, raakt omstreeks kwart voor vijf in de middag om onbekende reden te water. Het opmerkelijke toeval wil dat de zieke Ben Serier het incident ziet gebeuren vanuit zijn raam aan de Oude Turfmarkt 143. De 34-jarige chauffeur van de Nederlandsche Bank ligt dan al enkele maanden in bed met een zweer aan z’n twaalfvingerige darm en een ontsteking aan z’n maag.

  • Ben Serier (De Telegraaf van 28 januari 1950)
  • Oude Turfmarkt met op de voorgrond het Rokin. Het tweede huis van links is nr. 143 (foto: Stadsarchief Amsterdam, 30 oktober 1955)

Als lid van de Amsterdamse Vrijwillige Reddingsbrigade (ARB) twijfelt hij geen moment en komt hij direct in actie. Dagblad Trouw schrijft hierover: “Zonder te aarzelen snelde hij, hoewel slechts gekleed in een pyjama, naar beneden en dook het water in. Hij slaagde erin het jongetje te redden. Daarna voorzag hij het in zijn woning bovendien van droge kleren.” Enige tijd later wordt de jongen veilig door zijn ouders opgehaald. Serier duikt vervolgens weer onder de dekens.

Massale belangstelling

Erediploma ARB van Bernard (Ben) Serier (collectie Ron Wessels)© Erven Bueno de Mesquita/A. Meinesz

In de dagen na het voorval krijgt hij stapels post uit alle delen van het land: “Alle briefschrijvers zwaaien hem lof toe voor zijn koen optreden”; meldt De Telegraaf. “Andere bewonderaars sturen hem fruit, bloemen en rookwaren. Tal van bloemstukken sieren thans zijn woonkamer.” Van een apotheker krijgt Serier een pot met een dropachtige massa: “Drie lepels per dag per dag zouden hem hiermee van zijn maagkwaal kunnen afhelpen.”

Ook vanuit Nijmegen ontvangt hij van een bewonderaarster een kaart. Daarin staat een dankbetuiging voor zijn prachtdaad. De kaart is tevens ondertekend door al haar huisgenoten. Het antwoord van Serier aan deze lezeres van het Nijmeegsch Dagblad is in de krant afgedrukt. Daar relativeert Serier zijn aktie: “Deze ‘daad’, zoals u dat noemt, was niet meer dan plicht; tijd om daaraan te denken was er niet, want alles ging bliksemsnel. Maar het belangrijkste is: ‘Iedere Nederlander van Jong tot Oud een Zwemmer!!!!'” Hij adviseert de lezers vervolgens om zich vooral aan te sluiten bij de Nijmeegse Reddingsbrigade.

Het achtjarige slachtoffer heeft een paar dagen op bed gelegen. Hij is inmiddels geheel opgeknapt en heeft zijn redder bezocht. De Brigade maakt in februari ook melding van de redding: “Redder en drenkeling hebben geen nadelige gevolgen van dit ijskoude bad ondervonden.” Het leven gaat daarna gewoon weer door en ook Serier gaat uiteindelijk weer aan de slag. Maar dit voorval is zeker niet vergeten door het ARB-bestuur.

Gehuldigd door de burgemeester

Op zaterdag 18 november 1950 wordt Serier uitgenodigd voor een huldigingsbijeenkomst van de ARB in het Kriterion Theater aan de Roeterstraat. Uit handen van burgemeester d’Ailly ontvangen hij en vier andere Amsterdamse redders een erediploma voor hun heldhaftige reddingen. Eervolle vermeldingen zijn er voor de redding van een hondje uit de vijver van het Vondelpark en van een persoon uit een wak in de Boerenwetering. De bijeenkomst wordt vervolgd met een voorlichtingsfilm van de Koninklijke Noord-Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij. Als afsluiting is er een gezellig samenzijn met enige attracties.

Propagandamateriaal van de KNZB uit 1950 (collectie Ron Wessels)

Met deze huldigingen is niet alleen het belangrijke werk van de vele tientallen reddingsbrigades in ons land opnieuw bevestigd; het is ook letterlijk van levensbelang dat ieder Nederlander leert zwemmen. In bondsblad De Zwemkroniek grijpt zwembond KNZB dit voorval aan om propaganda te voeren: “Hoe jonger men nu zwemmen leert, hoe spoediger men zich ten dienste kan stellen van zijn medemens.” Het motto van de zwembond is dan ook: ‘Iedere Nederlander zwemmer!’.

Geraadpleegde bronnen