Leestijd: 32 minuten

De verdere jaren ’20 in vogelvlucht

Na het grote zwemfeest in 1924, valt de deelname van slecht 24 deelnemers in 1925 tegen. Jan ter Haar, de winnaar van de mannen in 1923 en 1924 geeft al na 800 m. de strijd op. “Vanwege maagkramp”; verklaart hij later. Het vermoeden bestaat echter dat hij de latere winnaar Kuijper niet kon bijhouden en dit als excuus heeft verzonnen. Bij de dames wint S. Koeman.

Het volgende jaar trekt de organisatie alles uit de kast en regelt ze een demonstratie met watervliegtuigen; vier door de Koninklijke Marine zelfgebouwde Brandenburg tweedekkers. Hoewel de vliegtuigen wel aanwezig zijn kan deze demonstratie door de slechte weersomstandigheden helaas niet doorgaan. Gelukkig is de belangstelling met zo’n 50 deelnemers weer wat groter en is ook het publiek weer volop aanwezig. Ter Haar neemt revanche op Kuijper en pakt voor de derde maal de eerste plaats bij de heren. Bij de dames neemt Corrie Leibbrand de wisselbeker voor een jaar mee naar huis.

In 1927 is het zwemfeest weer uitgebreid naar twee dagen. Er worden ook zo’n 60 Duitse deelnemers verwacht. Voor aanvang van de wedstrijden op zaterdag wordt de heer Venlet (53), de geliefde voorzitter van DJK en mede-verantwoordelijk voor de 8KM-zwemwedstrijden, onder grote belangstelling begraven. Later op de dag zijn er landenwedstrijden op de korte baan in het Graaf Otto-bad tussen Bocholt, Duisburg, Emmerik en Zutphen. Saillant detail is dat de leden van Neptunus Zutphen weigerden deel te nemen naar aanleiding van vermeende onregelmatigheden.

Op zondag doen er zo’n 60 zwemmers mee aan de 8KM-zwemwedstrijd. Dit jaar wordt voor het eerst de volledige 8 km. afgelegd. Ter Haar, altijd goed voor de nodige aandacht, is door Zwembond NZB als amateur geschorst en in de beroepsklasse geplaatst, omdat hij zijn gewonnen medailles en kunstvoorwerpen heeft verkocht. Hij doet buiten mededinging mee. Bij de dames wint Eva Smits en bij de heren gaat de winst voor het eerst naar een Duitser; Hans Schwenski uit Bocholt.

Een aantal winnaars uit de tweede helft van de jaren ’20, v.l.n.r.: Jan ter Haar (1923, 1924 en 1926), Frans Kuijper (1925), Corrie Leibbrand (1926), Truus Baumeister (l.) (1928-1930) en Eva Smits (r.) (1927) en Jan van Hemsbergen (1929).

In het Olympiade-jaar 1928 pakt DJK opnieuw uit. Op zaterdagavond wordt weer een zwemfeest gegeven in de Grote Gracht met sterke Nederlandse en Duitse deelname en met behulp van voor die tijd uiterst moderne elektrische verlichting. De toeschouwers en deelnemers vinden het prachtig. De Zutphensche Courant bericht hierover als volgt: “Later op de avond werden de lichten ontstoken. Het was een buitengewoon aardig gezicht zoals de zwemmers door het lichtende water schoten, een schitterend geflonker van druppels en golven veroorzakend.” Aardig detail is dat het zwemprogramma in twee afdelingen wordt afgewerkt; één voor clubs met en één voor clubs zonder winterbad (overdekte zweminrichting).

De 8KM-zwemwedstrijd wordt voor het eerst gehouden met meer dan 100 deelnemers. Bij de dames gewonnen door Truus Baumeister, één van de topzwemsters uit die tijd. Ook in de twee volgende jaren blijkt zij onverslaanbaar, hoewel het haar in 1929 erg moeilijk wordt gemaakt door Marie ‘Zus” Braun. Bij de heren gaat de winst in 1928 opnieuw naar de Duitser Hans Schwenski.

In 1929 is er weer een tweedaags programma, met uitstekende deelname van onder andere ODZ, RDZ, HDZ, AZ1870, het Y, AZ&PC en enkele Duitse verenigingen. Ook doet er dit jaar een deelnemer uit Tjecho-Slowakije mee; D.J. Koeleman uit Karlsbad. De winst bij de heren gaat dit jaar door handig aantikken naar de pas 16-jarige Jan van Hemsbergen.

Voortbestaan zwemwedstrijd in gevaar

Op 1 februari 1930 richt het bestuur van DJK zich in een brief tot het College van Burgemeesters en Wethouders. Volgens het bestuur is het zwemfestijn één van de weinige, jaarlijks terugkerende gebeurtenissen die gedurende enige weken de aandacht op Zutphen vestigen. Tot nu toe kon altijd worden teruggevallen op de steun van de heer Ed Völcker, wonende op Huize de Voorst in Eefde. Maar omdat steeds vaker op hem een beroep wordt gedaan, kan er niet meer op een evengrote steun worden gerekend. Door de omvang is het zwemfestijn niet financieel rendabel te krijgen. In 1929 was er een verlies van ƒ 260,-.

Het bestuur vraagt de gemeente daarom garant te willen staan voor een bedrag van ƒ 250,-. In juni praat de raad over dit verzoek. Men is verdeeld en één raadslid is om twee redenen tegen: in de eerste plaats omdat de wedstrijd op zondag gehouden wordt en in de tweede plaats omdat subsidie mede gebruikt wordt voor zaken als diners en logies. Gelukkig ziet een meerderheid in het voorstel een aanmoediging voor de sportbeoefening.

De raad gaat uiteindelijk met negen tegen zeven akkoord om tot wederopzegging garant te staan voor het tekort, met een maximum van ƒ 200,-. De jaarlijkse wedstrijd is hiermee voorlopig gered. Voor het ontvangen van deze subsidie, dient DJK jaarlijks een uitgebreide Staat van inkomsten en uitgaven aan te leveren. Deze overzichten, die bewaard zijn gebleven, geven een gedetailleerd beeld van de verschillende kostenposten. Van startmutsen en vet tot aanplakborden en van cognac voor het Rode Kruis tot een regenverzekering.

Het overzicht van inkomsten en uitgaven over 1931 geeft een mooi inkijkje in de complexiteit van de organisatie van de 8KM-zwemwedstrijd (Erfgoedcentrum Zutphen)

Lees verder op de volgende pagina